Het visioen van een machtige opwekking (Door Tommy Hicks)
Om Half drie in de ochtend van 25 juli 1961 ontving ik van de Here een gezicht, dat mijn leven en dienst volkomen veranderd heeft. Ik had die nacht nog nauwelijks geslapen, toen het visioen mij gegeven werd en wel tot drie maal toe. Telkens waren zelfs de details hetzelfde.
In dit gezicht werd mij duidelijk een beeld gegeven van de gehele aarde. Ook kwamen vanuit de hemel sterke donderslagen en bliksemschichten. Daartussen en ermee verbonden hoorde ik een luide stem als die van God.
Mijn blik werd naar het noorden getrokken. Terwijl een heldere bliksemstraal de aarde verlichte, zag ik beneden mij de massieve gestalte van een geweldige reus. Verbaasd merkte ik dat deze kolos de gehele wereld bedekte.
Het scheen alsof zijn voeten tot de Noordpool reikten en zijn hoofd de Zuidpool raakte, terwijl zijn armen zich uitbreiden van oceaan tot oceaan. Opnieuw flitste een krachtige bliksemstraal en zag ik dat de reus leefde, hoewel hij, hoe vreemd het ook was, voor zijn leven streed. Ik riep uit: „Here, wat moet dit betekenen?”
Dit reusachtige wezen was met puinhopen bedekt en hij bleek geboeid te zijn. Terwijl ik naar hem keek, zag ik dat hij begon te beven en krampachtige bewegingen maakte. Ook zag ik duizenden kleine, zonderlinge wezens. Zo dikwijls als de reus zich bewoog, trokken zij zich terug; maar als hij stil was, kwamen zij op hem af. Duidelijk werd mij getoond met welke wezens ik te doen had. Het waren de machten die, eeuwen lang het Lichaam van Christus gebonden hebben gehouden.
Plotseling verhief zich de rechterhand van de reus en tegelijkertijd klonk er een luide stem vanuit de hemel als het rollen van donderslagen. Toen ging ook de linkerhand naar boven en beide handen strekten zich uit naar de hemel. Langzaam hief de reus zich op en begon met zijn geweldige handen het puin weg te ruimen. Toen stond hij op de voeten.
Hij was zo immens groot dat de handen tot in de hemel reikten, terwijl de ene voet op de aarde en de andere op de zee rustte. Ik beefde zeer, daar ik nimmer zulk een beeld gezien had. Op dat ogenblik werd de gehele hemel met wolken bedekt. Het waren dichte wolken die langzaam een zilverachtige glans kregen en uit deze wolken van zilver vloeiden druppels van licht en kracht over het lichaam van de reus. Gespannen zag ik toe dat de reuzengestalte onder deze lichtstroom wegsmolt en op zijn plaats zag ik miljoenen mensen staan. Ik riep tot de Here wat dit alles te betekenen had. Een zuivere en heldere stem antwoordde: „Ik zal u vergoeden de jaren toen de sprinkhaan alles opvrat, de verslinder, de kaalvreter en de knager, mijn groot leger dat ik op u afzond.
Terwijl ik naar deze stem luisterde en de grote mensenmenigte zag, kwamen uit de wolken grote droppels vloeibaar licht. Deze heerlijke, hemelse substantie had bij aanraking tot gevolg, dat ieder eigen leven en begeerte verloor en de gestalte van Jezus in allen duidelijk zichtbaar werd. Er waren geen begrenzingen meer, geen belijdenisgeschriften, geen richtingen, maar de stralende heerlijkheid van de hemel rustte op al deze mensen. Toen hieven deze de handen op naar de hemel om te loven en te aanbidden. Ik spande mij in om Hem te zien die door allen aangeroepen werd. Ik zag een grote, witte gestalte uit de hemel komen, die met de vinger dan naar de een en dan naar de ander wees.
Het bleek dat Hij aanwijzingen gaf, want zij stonden op en gingen heen; sommigen naar het oosten, anderen naar het westen, in iedere richting. Zij trokken door steden en dorpen, doorkruisten woestijnen, bossen en jungles. God was bij allen en op deze wijze vormde Hij een volmaakte gemeente. Op deze wijze werden zij met kracht vervuld, zodat zij niet meer voor zichzelf leefden, maar Christus was in hen de hoop der heerlijkheid. Zij gingen door het vuur zonder zich te branden en trokken door rivieren alsof er geen water in was. Zij verplaatsten zich over zeeën en ontkwamen aan vervolgingen, omdat een hand hen uit hun omgeving wegtrok. Hoewel de wilde dieren tegen hen brulden en mensen met krijgswapenen aanvallen tegen hen ondernamen, scheen hen dit niet te deren. Zij trokken over berg en dal, sprongen als herten tegen de heuvels. Hun gelaat was als dat van overwinnaars … en dat waren ze dan ook.
Het volgende deel van het gezicht vertel ik aarzelend, omdat mijn lichaam beefde toen ik het zag. Opnieuw wees de witgeklede gestalte met de scepter in de hand ergens heen.
Weer ging die vloeibare kracht uit zijn hand. Wanneer iemand hierdoor aangeraakt werd, waren zijn handen eveneens met dezelfde hemelse stof gevuld en vloeide dit ook van hem af. Na deze zalving gingen zij naar de ziekenhuizen, naar de straten, naar de krankzinnigengestichten en zo doortrokken zij de landen in hun lengte en breedte. Terwijl deze kracht uit hun handen stroomde, werd een ieder die aangeraakt werd, onmiddellijk genezen en gezond.
In de geest zag ik, hoe deze boodschappers van volk tot volk gingen. Ik zag hen in Siberië, in Afrika, in Canada en in de verste streken van de wereld. Door de Geest werden zij in de meest letterlijke zin omhoog geheven en naar de verschillende landen gevoerd. Toen hoorde ik een stem — het was nu niet als van een donderslag, maar het geluid was mooi en diep als het geruis van wateren: – „Mijn kinderen. Ik heb jullie lief met een eeuwige liefde. Nu zal mijn kracht in jullie zijn. De gaven die Ik jullie ga schenken, zullen ten dienste staan voor een stervende wereld. Ik ga jullie teruggeven, wat jullie verloren hebt,” Deze mensen stonden in de kracht van de grote opdracht. Ik zag hen oceanen doorkruisen en door het vuur gaan en vervolgingen trotseren; zij werden zelfs door de Geest opgeheven en naar vele plaatsen gevoerd. Zij werden gebracht waar God hen wilde hebben. Zij kwamen aan oorden, waar de Here zijn volk ging bezoeken. Zij waren bereid en gereed.
Ik herkende in dit machtige tafereel de manifestatie van het Koninkrijk Gods. Ik zag nog steeds die mensen als een stroom voorwaarts gaan en zieken genazen, blinden ontvingen het gezicht, doven het gehoor en miljoenen ervoeren de kracht van deze grote openbaring van Gods Geest. Onder hen was niemand de eerste, maar zij herhaalden eenvoudig de woorden: „Weest gezond op “Zijn bevel” .
Terwijl ik zo toekeek, was het alsof de dagen tot weken werden en maanden en jaren voorbijgingen. In het midden van hen die de volheid ontvangen hadden, waren er ook die zich terugtrokken. De smart stond op veler gelaat, want de prijs die betaald moest worden, was te hoog. Zij konden hun eigen wezen niet loslaten. Zij wilden niet voorwaarts gaan en daarom vielen ze af. De prijs was groter dan zij betalen wilden en ten slotte storten zij zich in de duistere nacht.
Nu ik over de volgende gebeurtenissen spreek, voel ik mij onmachtig de kracht en de heerlijkheid van de slotscène te beschrijven. De dagen, maanden en jaren waren voorbijgegaan en toch had ik alles misschien in enige seconden aanschouwd. Geen tong zou echter kunnen beschrijven de glans en heerlijkheid van de scharen engelen, die ik nu opmerkte. Ik zag de hemelse heerlegers zich opstellen. In een ogenblik waren de graven der heiligen als een omgeploegde akker en uit de zee, uit de rotsen, uit de woestijnen en alle denkbare plaatsen werden de heiligen van alle tijden opgewekt en zag ik hen allen in de geweldige reus oprijzen. Geen puin bedekte het lichaam; hij was gekleed in hemelse heerlijkheid en in een wonderbaar stralend gewaad, zo schitterend, dat een miljoen diamanten ervoor verbleken zou. Iedereen was tot volmaaktheid gekomen. Op dit ogenblik hoorde ik opnieuw geweldige donderslagen. Ik keerde mij om en zag het vreselijkste schouwspel, dat een mensenoog ooit kan waarnemen. Uit de Hemel werden de schalen van Gods toorn uitgegoten.
Het was alsof de toorn en de rechtvaardigheid van God druppels, van onuitsprekelijke pijnen tevoorschijn brachten. De volkeren der aarde, die Christus verworpen hadden, kregen de beker ermee gevuld. Nog eenmaal werd mijn aandacht bij het verheerlijkte lichaam bepaald. Ik hoorde weer een stem als een donderslag: „Zie, de bruidegom komt, ga uit hem tegemoet. „Want Deze is de Heer der heerlijkheid. Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft u, gij al oude ingangen, opdat de Koning der ere inga.” Hierop klonken, alsof de Here God zelf het teken ervoor gegeven had, hemelse orkesten in een machtige symfonie. Het was rijke, klankvolle hemelse muziek; het was het lied van de verlosten. Zij zongen het en wat ik voor de begeleiding gehouden had, werd steeds sterker en duidelijker. Het was de stem van de bruid, veel stemmig en toch als één stem zongen zij het lied van Mozes en van het Lam.
Toen ik luisterde, voelde ik mij zwak, maar deze zwakheid was tevens sterkte, omdat ik mij in de nabijheid wist van de Heer der Heren en de Koning der koningen. Ik was vervuld met een onuitsprekelijke kracht van de Heilige Geest, een drang om dit alle naties te verkondigen en om de strijd naar de loopgraven van een verloren en stervende wereld te dragen. Ik wist dat dit de openbaring van de Koning was in zijn koninklijk gezag. De Here toonde mij dat het Godsrijk in het zicht komt. De Geest en deze kracht grepen mij zo aan, dat ik mij voelde als een die aan de derde hemel ontrukt was. Daniël zag dit eeuwige Koninkrijk, dat geen macht in deze wereld vernietigen kan.
Nog eens zag ik het lichaam, maar het werd naar boven getrokken, naar hemelse plaatsen. Ik kwam tot ontwaken. Tot drie maal toe herhaalde het gezicht zich op dezelfde wijze. Iedere keer stemde liet tot in de kleinste bijzonderheden overeen. Van dat ogenblik klonken deze woorden onophoudelijk in mijn ziel:
HIJ KOMT! HIJ KOMT SPOEDIG!
.